Efeziërs 4: 1-16 Volwassen christendom

Datum: 9 augustus 2020, Nieuwe Kerk, Middelburg

Lezing: Efeziërs 4: 1-16

Thema: de volle maat van rijpheid, volwassen christendom

 

Dan zullen wij,

         door ons aan de waarheid te houden

         en elkaar lief te hebben,

         samen volledig toegroeien naar Hem,

         die het hoofd is: Christus. (Efeziërs 3: 15)

 

Gemeente,

 

I.

Vorige keren hebben we gezien dat het in de brief aan de Efeziërs steeds gaat om echte menselijkheid. En echte menselijkheid spreekt maar niet vanzelf. Er is veel dat de menselijkheid schaadt. Het maakt ook veel uit vanuit welke morele waarden je leeft.

 

De apostel Paulus had overal in het gebied rondom de Middellandse Zee christelijke gemeenten gesticht die zich onder het morele gezag van de Messias van Israël gesteld hadden. Volgens hem gaat het er zelfs om dat de hele wereld dat gezag accepteert (1: 10) Maar vooralsnog zijn dat dus die christelijke gemeenschappen en Paulus ziet de als bruggenhoofd van humaniteit in een wereld waar het hard en rauw aan toe kon gaan.

 

Dan komt de apostel in het tweede deel van zijn brief te spreken over de praktijk van het christelijk leven. U kunt zich voorstellen dat hij daar een zwaar accent op legt. Maar voor hij dat daar op komt, spreekt hij eerst over de rol van de christelijke gemeenschap daarin. Als ik het in mijn eigen woorden probeer te zeggen heeft de apostel het over volwassen christendom, zoals volwassen mensen over eigenschappen beschikken die bij hen als kind nog niet zo sterk ontwikkeld waren. Zo spreekt hij in vers 13 over de volle wasdom, nauwkeuriger vertaald: de volle maat van rijpheid. Dus het gaat over volwassen geworden christelijke gemeenschappen. Ze laten in de praktijk zien wat het evangelie van Christus betekent. Ze maken het verschil. Of nog anders gezegd: ze zijn zout der aarde.

 

II.

De apostel gebruikt voor de christelijke gemeente het beeld van het lichaam.  Een lichaam is enerzijds een geheel, maar wel een geleed geheel, want alle verschillende geledingen van het lichaam dragen bij aan het functioneren van het geheel. Als bij een orkest: alle instrumentalisten leveren hun bijdrage aan het ene muziekstuk dat door het orkest tot klinken wordt gebracht. Of denk aan een teamsport: alle spelers vullen elkaar aan.

Maar o wee, als een van de spelers een te groot ego heeft en zelf wil scoren in plaats dat hij zijn teamgenoten de bal toespeelt. Daarom legt de apostel ook de nadruk op eigenschappen als bescheidenheid en geduld. Te grote ego’s, te korte lontjes, al te grote solisten verstoren al gauw het samenspel. Kerneigenschap is de nederigheid. En als u nederigheid een te zwaar woord vindt: met hoffelijkheid lijkt me al veel gewonnen!

 

III

Dan komt de apostel te spreken over de verschillende geledingen van het lichaam. In dat verband spreekt hij over de gaven, die door de verhoogde Christus na Pinksteren aan zijn de gemeente geschonken zijn. Vanaf vers 11 noemt hij er een aantal:

En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelie verkondigers, herders en leraren. (4: 11)

 

Laten we even bij die functies stilstaan om ons een beeld van die eerste christelijke gemeenschappen te vormen. Apostelen: de ooggetuigen van het leven, van Jezus en van kruis en opstanding. Ze zijn erbij geweest! Profeten: de mensen die de diepere lagen van een bepaald bijbelwoord – een evangelie woord of een oudtestamentische profetie –  konden openleggen, die soms bepaalde gebeurtenissen voorzagen, zeg maar de mensen met de visionaire blik. Evangelieverkondigers: de eerste medewerkers van de apostelen, maar ook hun opvolgers. Herders: die leiding gaven aan een gemeenschap. Leraren: ze gaven de traditie door, maar spraken met de pasbekeerden die zich lieten dopen ook over de levenspraktijk. We zien dus een heel scala van functies. In het zestiende vers vergelijkt de apostel ze met de gewrichten, die het lichaam samenhang geven: het wordt ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden (4:16).

 

IV.

Doel van dat alles is een volwassen, volwaardig christendom. De apostel spreekt over dan ook de volle wasdom: de volle maat van rijpheid.

 

Om dat reliëf te geven stelt hij in het veertiende vers tegenover volwassenheid de onmondigheid. Mensen kunnen zich onvolwassen gedragen. Denk aan de premier die de jongelui die de jongeren die de zomer willen vieren aansprak op hun verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor anderen. Nu heeft de apostel het ook over gelovigen die zich zelfs nog als nog onmondige kinderen gedragen. Ze zijn gemakkelijk beïnvloedbaar. In een andere beeld: ze zijn als een schip dat heen en weer geslingerd word: die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien met wat er maar verkondigd wordt.  (1: 14). Volgens een aantal uitleggers kun je daarbij denken aan de losse levensstijl uit die dagen waar degenen die pas christen waren nog ontvankelijk voor waren.

Dat blijkt wel uit het gedeelte wat direct erna volgt: ‘Laat je niet gaan in je toorn’. ‘Als je vroeger dief was moet niet meer stelen, span je liever in en zorg dat je iets weg te geven hebt.’ ‘Gebruik geen leugens omdat het nu eenmaal zo uitkomt.’ ‘Zeg niet wat er zomaar voor je tong komt.’ De christenen uit de eerste eeuw kwamen uit zo’n wereld. Maar zo ver staat het ook weer niet van onze tijd. Denk alleen maar aan de tragiek rondom de oud-koning van Spanje die na een goed begin tenslotte zijn land moest verlaten, vanwege een veelheid van schandalen en corruptie. En die wereld bestaat op allerlei manieren……..

 

Daartegenover stelt de apostel waarheid, dan moet u vooral denken aan de waarachtigheid: God is goed, Hij is waarachtig. Daar kom je direct mee in een andere sfeer. ….. En tegenover het sluwheid, waarmee anderen je op het verkeerd been plaatsen – de apostel gebruikt het beeld van het dobbelspel gebruikt, waarbij vals gespeeld wordt – tegenover de sluwheid van mensen, zet hij de liefde.  ….. En tegenover het blijven steken in onmondigheid komt nu een volwassen christendom te staan.

Dan zullen wij,

         door ons aan de waarheid te houden

         en elkaar lief te hebben,

         samen volledig toegroeien naar Hem,

         die het hoofd is: Christus. (4: 15)

 

De apostel voegt hier dus een nieuw element toe aan het beeld van het lichaam: we groeien toe naar Hem die het hoofd van het lichaam is. Dus enerzijds vanuit het hoofd, wordt het lichaam van Christus, aangestuurd. Door de gaven die Christus aan de kerk gegeven heeft. En omgekeerd: daarmee groeien we toe naar Christus zelf. We worden gestempeld door het evangelie, we gaan Jezus  navolgen, we leven de liefde waarmee hij zich voor ons gegeven heeft, we worden volwassen christenen die zich niet maar wat voor laten spiegelen. Geloven is in de zon lopen en steeds bruiner worden. Kortom we groeien toe naar Hem die het hoofd is.

 

Waaruit komt het voor ons en onze gemeente op aan als het gaat om dat toegroeien in de richting van Christus, zeg maar de volwassenheid……? Ik doe een poging.

 

Als ik in de verlengde denk van die vijf functies die we zojuist langsliepen – apostelen, profeten, evangelisten, herders, leraars – die legden het verband tussen het Woord van God en ons leven. In een volwassen gemeente is dat merkbaar dat er is. Als een sfeer die je inademt.

 

 

 

Ik verlang er naar dat op een kerkelijke bijeenkomst iemand die daarvoor de gave heeft met een bijbels woord of een Bijbelse uitdrukking licht op een bepaalde zaak werpt. Zodat je met elkaar in een bepaalde geestelijke sfeer leeft en dat dat merkbaar is, niet alleen in een kerkdienst, maar ook daarbuiten. Daar zit de beweging naar God en naar Christus toe in. Noem het vroomheid. De kerk als huis voor de ziel. De ziel die verlangt God.

 

Zodat ook degenen die niet gelovig zijn merken: ‘christenen proberen het verschil te maken, en ze doen dat niet seculier of algemeen menselijk, maar vanuit het geloof, en daar zit wat in.’ Dat lijkt me volwassen christendom.

 

AMEN

 

Welkom

*Stil gebed, Bemoediging, Drempelgebed            * Psalm 133: 1, 3

Smeekgebed                                                             Lied 705: 1, 2 (orgelvers), 3

Groet

Gebed om de heilige Geest

Inleiding

Schriftlezing  Efeziërs 4: 1-16                                  Psalm 68: 3

Uitleg en verkondiging                                             Lied 672: 3, 6

 

Gedachtenis Catharina Zoetje Cijvat – Labruijere

Dankgebed en voorbeden                                          Lied 368G

Mededelingen                                                          *Lied 754: 1, 3

*Zegen