Efeziërs 5: 19-33 Relaties

Datum: 6 september 2020, Nieuwe Kerk

Lezing: Efeziërs 5: 19-33

Thema: over de relaties tussen mannen en hun vrouwen, liefde en ontzag, in alle relaties

 

Gemeente,

I.

We zijn aangekomen bij het praktische gedeelte van de brief aan de Efeziërs. In alle brieven uit het Nieuwe Testament vinden we van die richtlijnen voor het leven van alledag, maar het gedeelte van vanmorgen springt er uit. Dat is, omdat er zo duidelijk op onderliggende waarden ingegaan wordt. De relatie tussen gehuwde mannen en vrouwen wordt namelijk gespiegeld aan de relatie tussen Christus en zijn gemeente. Christus die zich voor zijn gemeente gegeven heeft. En dat heeft relaties ongetwijfeld menselijker en persoonlijker gemaakt.

 

Nu kan ik me voorstellen dat iemand denkt: ‘Ik ben single, dus dit onderwerp gaat mij niet aan.’ Weer iemand anders zal denken: ‘Er zijn ook andere relaties dan die tussen van man en vrouw. Denk aan het spectrum van de LHBTI-emancipatie.’ Hebben we niet een regenboogje op onze kerkdeur …..! Het lijkt me toe dat we dit gedeelte moeten uitleggen met het oog op al onze kernrelaties. Als je al die belangrijke relaties nu eens spiegelt aan de band tussen Christus en zijn gemeente……

 

II.

Het gedeelte dat we gelezen hebben is een onderdeel van de zogenaamde huisorden. In een huis in de oudheid leefden veel meer mensen samen dan in onze eengezinswoningen Vaak woonden er wel drie generaties, maar ook personeel, eventueel slaven bij elkaar. De man was de vader van het huis. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor zijn vrouw, zijn kinderen, zijn personeel, zijn slaven. Hij geeft de leiding. Hij treedt op naar buiten toe. Hij belichaamt het gezag. En de apostel volgt deze patriarchale verhoudingen, dat hebt u bij de lezing ongetwijfeld gehoord.

 

Wij denken in termen van gelijkheid en gelijkwaardigheid, in ieder geval in theorie…. In de tijd van het Nieuwe Testament was dat eenvoudigweg niet aan de orde. Binnen het joodse volk niet en daarbuiten ook niet. Paulus zegt in de Galatenbrief wel dat er in Christus man noch vrouw is, maar hij concludeert daar toch niet uit dat de hele maatschappelijke orde omver moet. Dan hadden die eerste christelijke gemeenten zich ook geheel buiten de samenleving geplaatst. Terwijl de apostel juist integratie nastreeft. Maar het is ook niet zo dat de apostel klakkeloos de maatschappelijke orde volgt. Want hij spiegelt de relatie tussen man en vrouw binnen het huwelijk aan de liefde van Christus voor zijn gemeente. En u zult merken, daarmee veranderen de verhoudingen van binnen uit.

 

III.

We hebben daarnet die verzen gehoord over de samenkomst van de gemeente:

….. en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer, en dank God die uw Vader is voor alles in de naam van Jezus Christus.  (5: 19)

 

U voelt, daar klinkt saamhorigheid in. Als je zo bij elkaar bent, relativeert dat al die maatschappelijke verschillen. Want als je je nu allen kind van God mag weten…. En je ontvangt allen brood en wijn, de tekenen van de Heer die zichzelf gegeven heeft voor jou en ook voor die ander naast je …….

 

Maar dan verlaat je het huis van God en je komt weer in het eigen huis, hoe vindt dan wat je in het huis van God beleefd hebt in je eigen huis zijn voortzetting? Want in dat eigen huis doen de maatschappelijke verschillen zich gelden: tussen mannen en vrouwen, vaders en kinderen, heren en slaven.

 

IV.

De apostel respecteert die verhoudingen, maar hij verandert ze wel van binnen uit. Inderdaad, de man is het hoofd van de vrouw, zegt hij zijn eigen tijd na. Maar dan wel op de manier zoals Christus hoofd is van zijn gemeente. Want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk, het lichaam dat hij gered heeft ( 5: 23) En even verderop: Hij heeft zich voor haar prijsgegeven (25) Dan is dat dus een bepaald soort gezag. Geen neerdrukkend gezag, want ik ga voor jou……..! Ook geen gezag dat angst oproept – ‘Laat ik maar uitkijken met wat ik doe of zeg….’. Het is eerder een gezag dat  vertrouwen oproept: ‘Ik mag al het goede van deze man verwachten, zoals ik al het goede van Christus mag verwachten, die voor mij instaat.’ U voelt hopelijk: de apostel redeneert binnen de gezagsverhoudingen van die tijd, maar ondertussen verandert er wel wat.

 

V.

Dat blijkt des te meer waar hij de mannen aanspreekt. Dat is het langste gedeelte. Mannen, hebt u vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven. (5: 25). ….

 

Christus is naar deze wereld afgedaald met een doel, namelijk zich een gemeente te verwerven en om die gemeente tot haar bestemming te brengen. Om haar te zuiveren van het kwaad en van het al te menselijke, zodat ze heilig en zuiver zal zijn, zonder vlek of rimpel, zoals een bruid op de dag van haar huwelijk (5: 27) Wat gebeurt er nu als mannen zich daaraan spiegelen? … Dat ze hun vrouw tot haar recht laten komen. Dat ze de goedheid en de schoonheid van de ander zien.  Delf mijn gezicht op, maak mij mooi. Precies zoals Christus zijn gemeente tot haar volle bestemming brengt.

 

Het gaat ook om het gebod van de naastenliefde: Heb uw naaste lief als uzelf. De apostel betrekt dat zelfs op het lichaam. Je eigen lichaam verzorg je. Wie zijn naaste liefheeft als zichzelf, zorgt niet alleen voor zijn eigen lichaam, maar ook voor het lichaam van de ander. ….. En dan te bedenken dat we dan ook nog eens leden van het lichaam van Christus zijn. Denk nog eens aan die gemeente die samenkomt en in psalmen, hymnen en liederen  één wordt in geloof, maar ook in liefde. En als je dat van binnen voelt, zul je ook vol zorg voor de ander zijn. Samengevat: Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel, men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen. (5: 29, 30)

 

VI.

Gemeente, we hebben geluisterd naar wat de apostel zegt tegen getrouwde mannen en vrouwen, vooral de mannen.

 

Bij mij blijven twee woorden hangen die je volgens mij op alle kernrelaties, kunt toepassen. Allereerst het woord liefde. ‘Ieder moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf’, houdt de apostel de mannen voor. En dan in de zin van naastenliefde: het goede voor de ander zoeken, de ander hooghouden. Dat kun je op alle verhoudingen, alle kernrelaties toepassen.

 

Dat geldt ook voor dat tweede woord ontzag. ‘Laat de mannen hun vrouwen zo liefhebben opdat de vrouw ontzag kan hebben voor de man’, zegt de apostel aan het slot. …….Maar laten we dat woord ontzag nu eens op zichzelf nemen. ….. Ontzag is respect, eerbied. Ontzag is: heb eerbied voor de ander. Dat is niet perse je gelijk willen halen of je zin willen doordrijven. Het is het besef dat er grenzen zijn, die je niet moet willen overschrijden en die een ander ook niet mag overschrijden en dat je daar ook op toe moet zien. Ontzag is dat je erkent dat er dingen zijn waarin die ander beter, sterker is dan jij. En je daardoor laten helpen. Liefde en ontzag of respect horen altijd bij elkaar. Liefde kan niet zonder respect. Liefde is gevend. Ontzag is respect voor het eigene van de ander. Zeker ook dat kunnen we op alle kernrelaties toepassen.

 

Het is de liefde van God die naar ons toekomt. Zoals God in Christus naar ons toegekomen is. En wat daaraan van de kant van ons mensen beantwoordt is ontzag, eerbied. In Christus komt de Eeuwige naar ons toe en dat is een niet te vatten geheim. …… Dat onze menselijke verhoudingen een weerspiegeling mogen zijn van die liefde en die eerbied.

 

AMEN

 

Welkom

*Stil gebed, Bemoediging, Drempelgebed            * Psalm 111: 1, 6

Smeekgebed                                                             Lied 299E

Groet

Gebed om de heilige Geest

Inleiding

Schriftlezing  Efeziërs 5: 19-33                                Lied 968: 1, 2 (orgelvers), 4

Uitleg en verkondiging                                             Lied  838: 4

 

Dankgebed en voorbeden                                          Lied 368G

Mededelingen                                                          *Lied 766: 1, 2

*Zegen